De Hoge Raad heeft vandaag arrest gewezen in de Uber zaak. De Hoger Raad oordeelt dat het externe ondernemerschap een volwaardig gezichtspunt is bij de kwalificatie van de arbeidsrelatie.
Het hof Amsterdam had in oktober 2023 prejudiciële vragen geformuleerd bij de kwalificatie van een arbeidsrelatie.
In het Deliveroo arrest zijn daarvoor gezichtspunten geformuleerd.
De prejudiciële vraag van het Hof komt er kort samengevat of neer of het van belang kan zijn of de werker zich in het economische verkeer als ondernemer gedraagt. Bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie en de fiscale behandeling. Maar ook voor wie hij werkt of heeft gewerkt en de duur waarvoor hij zich doorgaans verbindt aan een bepaalde opdrachtgever.
De Hoge Raad oordeelt dat uit het Deliveroo arrest volgt dat alle omstandigheden van het geval bij de beoordeling van de arbeidsrelatie zijn betrokken.
De uitspraak komt er op neer dat het extern ondernemerschap daarbij een volwaardig gezichtspunt is. Het is niet alleen belangrijk of de werkende als werknemer werkt, maar ook hoe deze werkende zich gedraagt als ondernemer in het economische verkeer (extern ondernemerschap).
Het voorgaande kan dus ook betekenen dat de arbeidsrelatie met betrekking tot hetzelfde werk verricht voor dezelfde opdrachtgever voor een werkende met ‘ondernemerschap’ geen arbeidsovereenkomst oplevert en voor de werkende zonder ‘ondernemerschap’ wel.