Een werkgever leent een werknemer in via een payrollbedrijf, nadat er drie arbeidsovereenkomsten zijn gesloten voor bepaalde tijd. De Hoge Raad oordeelt dat er arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan met de werkgever.

Wat speelt er in deze zaak?

Een werknemer is in dienst getreden bij een taxibedrijf voor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van zes maanden. De arbeidsovereenkomst wordt twee maal zonder onderbreking verlengd. Aansluitend wordt de werknemer ingeleend via een payrollbedrijf. De werkzaamheden worden ongewijzigd voortgezet. Na het verstrijken van de periode waarvoor de uitzendovereenkomst is aangegaan, geeft het taxibedrijf aan dat de werknemer niet meer wordt ingezet. De werknemer vordert een verklaring voor recht, dat hij in dienst is voor onbepaalde tijd bij het taxibedrijf. Van de kantonrechter en het hof krijgt de werknemer gelijk. Er is sprake van ontduiking van de ketenregeling van artikel 7:668a BW. Als het taxibedrijf cassatieberoep instelt, moet de Hoge Raad over de zaak oordelen.

Het oordeel van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2020:312)

De Hoge Raad laat op 21 februari 2020 de uitspraak van het hof in stand.

Het hof oordeelt dat op basis van Europese richtlijn 99/70/EG een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd de normale arbeidsverhouding is en dat arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd beperkt zijn toegestaan. Op grond van deze richtlijn regelt de Nederlandse wet dat maar drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd zijn toegestaan. Door de inschakeling van het payrollbedrijf was er voor de werknemer materieel niets gewijzigd en de werknemer had enkel contact met het taxibedrijf. Het enige doel van de uitzendovereenkomst was om de bescherming van de richtlijn te frustreren, aldus het hof. Het hof oordeelt dat deze constructie het ontstaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet verhinderd.

Conclusie

Payrollbedrijven konden van het gunstige arbeidsrechtelijke regime van de uitzendovereenkomst gebruik maken met betrekking tot de ketenregeling, geregeld in de Cao voor uitzendkrachten. Hiervan maakten werkgevers gebruik als de eigen mogelijkheden van maximaal drie arbeidsovereenkomsten waren uitgeput. De Hoge Raad maakt hieraan een einde, omdat dit in strijd is met de werking van de Europese richtlijn.

Sinds de invoering van de Wet Arbeidsmarkt in Balans per 1 januari 2020 geldt voor payrollbedrijven overigens, anders dan voor uitzendbureaus, niet langer het gunstige arbeidsrechtelijke regime.

Deze uitspraak kan er toe leiden dat lopende arbeidsovereenkomsten met payrollbedrijven of uitzendbureaus worden geacht een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te zijn met de inlener.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit onderwerp? Neem dan vrijblijvend contact met ons op. Wij helpen u graag!