De Wet Werk en Zekerheid heeft geleid tot wijzigingen ten aanzien van de termijnen in het arbeidsrecht. Binnen een bepaalde termijn moet een vordering of verzoek worden ingediend bij de rechter. Voor de meeste ontslagzaken geldt een fatale termijn van twee maanden. Wat zijn de belangrijkste termijnen in het arbeidsrecht?

De Wet Werk en Zekerheid (WWZ)

De WWZ beoogt het arbeidsrecht te vereenvoudigen. Maar de WWZ heeft ook belangrijke gevolgen voor het zogenaamde arbeidsprocesrecht, met fatale termijnen, vaak van twee maanden.

Een buitengerechtelijke vernietiging (bijvoorbeeld van een onterecht gegeven ontslag op staande voet) is niet langer mogelijk. Een gang naar de rechter is dan verplicht om een opzegging vernietigd te krijgen.

Om het arbeidsrecht te vereenvoudigen, worden alle procedures die zien op het einde van de arbeidsovereenkomst, ingeleid met een verzoekschrift (art. 7:686a BW).

In een verzoekschrift kunnen vorderingen die samenhangen met het einde van de arbeidsovereenkomst worden gecombineerd. Zo kan bijvoorbeeld een vordering tot betaling van het achterstallige loon gecombineerd worden met een ander verzoek met betrekking tot het einde van de arbeidsovereenkomst (7:686a BW).

Vervaltermijnen

De bevoegdheid om een verzoekschrift in te dienen, vervalt na de gegeven termijn. De termijn is dus een vervaltermijn. Deze termijn is in tegenstelling tot een verjaringstermijn niet te stuiten. In bijna alle gevallen geldt een vervaltermijn van twee maanden, na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd  (art. 7:686a BW).

Deze termijn wordt door de rechter streng gehanteerd. Vanaf 1 januari 2019 is de Algemene Termijnenwet van toepassing.

Wat zijn de termijnen in ontslagzaken?

In alle ontslagzaken geldt een termijn van twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, behalve de hier onder genoemde uitzonderingen.

De termijn van twee maanden geldt  bijvoorbeeld voor:

  • de vernietiging van de opzegging (art. 7:681 BW)
    • opzegging zonder toestemming van UWV of ontslagcommissie (art. 7:671 BW)
    • opzegging in strijd met een opzegverbod (art. 7:670 BW)
    • opzegging in strijd met discriminatieverboden (art. 7:646, 7:648 en 7:649 BW)
    • strijd met de wederindiensttredings voorwaarde (de werknemer dient twee maanden nadat hij weet of kon weten dat de wederindiensttredingsvoorwaarde is geschonden de vernietiging van de opzegging te vragen) (art. 7:681 BW)
  • de vernietiging van een ontslag op staande voet op grond van dringende redenen (7:686a BW)
  • het herstel van de arbeidsovereenkomst
  • het verzoek om een billijke vergoeding (alternatief voor de vernietiging of het herstel van de arbeidsovereenkomst is het mogelijk een billijke vergoeding te vragen)
  • een verzoek tot het toekennen van een schadevergoeding wegens het niet of niet volledig in acht nemen van de opzegtermijn.

De termijn van drie maanden geldt voor:

  • vordering van de zogenaamde aanzegvergoeding nadat de verplichting tot het aanzeggen is ontstaan. Dit komt overeen met een termijn van twee maanden na het einde van rechtswege (art. 7:688 en 7:686a BW)
  • vorderingen met betrekking tot de transitievergoeding. De werkgever wordt een maand gegund om de eindafrekening in orde te maken en een termijn van twee maanden voor de werknemer om een procedure op te starten (art. 7:763 en 7:686a BW)
  • het instellen van hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter (art. 339 lid 1 RV).

Bedenktermijn

Bij een instemming van de opzegging die leidt tot het einde van de arbeidsovereenkomst, heeft de werknemer recht op een bedenktermijn (art. 7:671 BW). De bedenktermijn is twee weken. Als de werknemer niet uiterlijk  twee werkdagen na de instemming schriftelijk is gewezen op de bedenktermijn, geldt een bedenktermijn van drie weken.

Ook bij een schriftelijke beëindigingsovereenkomst geldt een soortgelijke bedenktermijn. De termijn begint te lopen na de datum waarop de overeenkomst tot stand is gekomen. Het is een vervaltermijn (art. 7:670 BW).

Loonvordering

Een loonvordering verjaart na vijf jaren. Is er te weinig loon betaald, zorg dan dat de vordering in ingesteld bij de rechtbank binnen vijf jaren na aanvang van de dag, volgend op de dag dat de vordering opeisbaar is geworden. Het gaat hier om een verjaringstermijn genoemd in artikel 3:308 BW. Deze vordering kan worden gedaan bij dagvaarding, maar ook als nevenverzoek in een verzoekschriftenprocedure in verband met het einde van de arbeidsovereenkomst.

Meer informatie

Let wel, het voorgaande overzicht is geen uitputtende lijst van alle vervaltermijnen en termijnen in het arbeidsrecht.

Per geval zal de situatie steeds bekeken kunnen worden.

Wilt u gericht advies in uw specifieke situatie, neem dan contact op met mij, advocaat arbeidsrecht in Breda. Mijn telefoonnummer is 076-5201455 of stuur een e-mail naar [email protected].

Ik werk vanuit Breda, maar help klanten uit het hele land. Ik help u graag.